Het leger is vaak de eerste plaats waar het belang van iemands afkomst minder telt dan zijn kunnen. Logisch ook, want een leger dat geen belang stelt in het kunnen van haar officieren, heeft de neiging om vrij snel pijnlijk in aanraking te komen met een tegenstrever die dat handiger geregeld heeft.
Het is dan ook niet zo raar dat de eerste zwarte generaal in West Europa al ten tijde van Napoleon die rang bereikte. Het gaat hier om Alexandre Dumas, de vader van de gelijknamige schrijver van de 3 musketiers, die achtereenvolgens bevelhebber van de legers van de westelijke Pyreneeën, de Alpen en de westelijke Vendée was.
Voor het zover kwam had Dumas senior echter een lange weg af te leggen. Zijn vader was namelijk een adellijke slavenhouder op Haïti, maar zijn moeder was een Afrikaanse slavin. Dumas kreeg hierdoor wel een adellijke opvoeding, maar mocht geen gebruik maken van de naam van zijn vader. Toen hij besloot het leger in te gaan, moest hij dan ook beginnen met de rang van soldaat, terwijl het gebruikelijk was voor een edelman om meteen officier te worden.
Door zijn kunde werkte Dumas zich uiteindelijk toch op tot bevelhebber van een heel leger. Toen hij echter in Italië gevangen werd genomen en enkele jaren in de gevangenis door had gebracht, bleek dat de Franse staat niet van plan was hem een pensioen te geven zoals alle andere generaals en hij stierf in armoede. Onder zijn nakomelingen zijn echter enkele zeer succesvolle Fransen, waaronder zijn wereldberoemde zoon, maar ook succesvolle acteurs en een olympisch schermkampioen. Bovendien staat zijn naam inmiddels gegraveerd in de Arc de Triomphe.
Niettegenstaande de eerste paragraaf van dit artikel duurde het toch tot ergens in de jaren 70 van de vorige eeuw tot een gekleurde man zo’n hoge rang bereikte in een leger in de Westerse wereld. In Nederland hebben we echter wel Abraham George Ellis gehad, de Surinaamse zoon van een slavin en een hoge ambtenaar, die zelf de zoon was van de gouverneur van Suriname en diens Ghanese huishoudster.
Ellis klom op tot vice-admiraal in de Nederlandse marine en schopte het vervolgens in 1903 tot minister van marine en dus opperbaas van de zeemacht. Zijn reputatie als ‘socialistenvreter’ zal hem daar ongetwijfeld bij geholpen hebben. Immers wie in die tijd het socialisme de kop indrukte had een streepje voor. In de Nederlandse regering bleek ook Ellis zijn tijd ver vooruit. Het eerstvolgende lid van niet Nederlandse afkomst kwam pas in de jaren ’80 in de regering.